Heldere keuzes in de wereld van bouw, infra en vastgoed zijn urgenter dan ooit. En dat geldt zeker ook voor de problemen die zich in de woningmarkt afspelen. Er is dringend duidelijkheid nodig.
Hoe kijkt Brink naar deze problematiek? Met een andere blik?
‘De woningmarkt heeft inmiddels ieders aandacht. De verkiezingsprogramma’s lopen ervan over. De kranten staan er vol mee. Valt er nog iets toe te voegen aan dat debat? Ja, zeker wel. Waar wij als Brink wellicht anders naar kijken dan anderen, is dat we het willen hebben over realistisch programmeren en het uitvoeringsgericht organiseren. Als het gaat om de tekorten op de woningmarkt komt iedereen al heel snel met een stellig standpunt en een lijst met “hoeveel er allemaal wel niet bij moet komen”. Ze lopen over van de ambities. Maar uiteindelijk heb je wat af te wegen en moet je kiezen. Het is prima om te roepen dat er 1 miljoen aan woningen bij moeten komen. En het is nastrevenswaardig om te vinden dat dit, als het even kan, allemaal binnen de stad plaatsvindt. Én de mobiliteit moet beter, én het moet duurzaam (liefst circulair), én we moeten investeren in het OV, én het moet de werkgelegenheid niet belemmeren, én vergeet vooral de leefbaarheid in de wijken niet. Je ziet het in alle politieke programma’s terug. Dat kan dus niet. Niet allemaal tegelijk, niet overal tegelijk, niet overal hetzelfde. Wat willen we waar? En wat hebben we daarvoor over? Wie heeft er in de politiek en bestuurlijk het lef om die keuzes wél te maken? Alleen door het maken van echte keuzes, komen we van discussie naar uitvoering. En dat wordt echt tijd.’
‘Woningmarktkeuzes zijn regionale keuzes. Wat onhandig is, is dat we op regionaal niveau eigenlijk geen bestuursstructuur meer hebben. We lossen dit de laatste jaren op met allerhande deals, allianties en andersoortige afspraken. Maar echte uitvoeringskracht ontstaat er daarmee niet. De woningmarkt is een regionaal vraagstuk maar we zijn georganiseerd in provincies (de grotere schaal) en gemeenten (de kleinere schaal) en het rijk dat ten aanzien van woningbouw helemaal niet meer meedeed de afgelopen jaren. We hebben de totale uitvoering voor de meeste maatschappelijke vraagstukken bij gemeenten gelegd terwijl die vraagstukken, en zeker die van de woningmarkt, werkgelegenheid en mobiliteit, een schaalniveau hoger liggen. Die vraagstukken zijn altijd regionaal. De woningmarkt houdt niet op bij de gemeentegrens. Allesbehalve. Het is eigenlijk een organisatorische vraag hoe je het regionale vraagstuk ook regionaal kunt oppakken en ten uitvoer kunt brengen. Dat is de grote uitdaging.’
Een beetje een ‘tussen tafellaken en servet’ verhaal dus. Door de regionale aard die de woningmarktproblematiek heeft, is het lastig te organiseren?
‘De wijze waarop de verantwoordelijkheid is geregeld is niet integraal georganiseerd. Vraagstukken rondom de ruimtelijke ordening zijn in de afgelopen jaren verzuild georganiseerd. Dat zie je al op beleidsniveau. Er is een veelheid aan verantwoordelijke ministeries en ministers; voor wonen, voor ruimtelijke ordening, voor mobiliteit en infra, voor duurzaamheid en circulariteit, voor natuur, enzovoorts. Om het over de evidente raakvlakken met het sociale, het zorg- en het economische domein nog maar niet te hebben. Versnippering alom. Eén van de gevolgen daarvan zie je nu in de woningmarkt. Een opeenstapeling van allemaal verschillende – lang niet altijd onderling verenigbare – ambities op de postzegel, die gemeente heet. En er is niemand van de integrale keuze. Waardoor de uitvoering stagneert. Tel de abstracte verkiezingsprogramma’s maar bij elkaar op. Hashtag “hoe dan”? Zoveel ambities, zoveel oplossingsrichtingen, zoveel instrumenten. Alleen al aan fondsen en subsidieregelingen lopen alle programma’s over. Hoe dat dan in samenhang gefinancierd gaat worden? Dat beeld ontbreekt vooralsnog. Maar ook: hebben we dan de capaciteit met zijn allen om dit allemaal tegelijkertijd te doen? En wie voert dan de regie? Het algemene antwoord lijkt: er moet een ministerie komen. Maar wat dat ministerie mag en niet mag, dat wordt dan niet duidelijk. Zo blijft het vaag.’
Wat moet er gebeuren om de vraagstukken stap voor stap naar een oplossing te leiden?
‘Je moet goeie regionale beelden hebben zodat helder is wat precies dáár de opgave is. Die opgave is echt per regio verschillend. In sommige verkiezingsprogramma’s zie je wel diverse regio’s geïdentificeerd, met een deel van de daar spelende problematiek erbij. Maar welke keuzes er dan voor die regio precies wél en niet gemaakt wordt, is niet duidelijk. Daar begint het mee. Maak die keuzes per regio en hang er budgetten aan. Dit kan overigens pas als je de haalbaarheid van het programma realistisch hebt beschouwd. Als we kijken naar de gewenste woningaantallen die er de komende jaren geproduceerd moeten worden, dan is de vraag hoe goed er nagedacht is over de haalbaarheid daarvan. Wil je die aantallen halen, dan heb je goede afspraken nodig met alle partijen die samen voor de productie moeten zorgen. Ook voor hen moeten die plannen realistisch én financieel haalbaar zijn. Bovendien moeten de locaties waar die woningen moeten komen binnen afzienbare tijd beschikbaar komen. Woningen toevoegen zonder tijdig de infra op orde te hebben, zonder voorzieningen helpt niet. Overall moet het plaatje gaan kloppen.’
‘Op het niveau van de regio hebben we letterlijk geen besluitvormend gremium meer. Dat is wel nodig om uit deze puzzel te komen. Daarnaast, de oplossingen zitten al lang niet meer in het publieke domein, al was het maar omdat de gronden waar al deze verschillende bestemmingen moeten ‘neerslaan’ al lang niet meer uitsluitend in publieke handen zijn. Ook het programmeren móet dus in gezamenlijkheid tussen publiek en privaat. Simpelweg om plannen uiteindelijk uitvoerbaar te krijgen. Als het erop aankomt worden ook vandaag de dag private partijen vaak té laat betrokken bij het maken van de programma’s. Of alleen op het niveau van de ‘postzegel’ mogen meepraten en dan geacht worden het plan op dat niveau financieel rond te krijgen. Dat blijkt dan vaak, zeker binnenstedelijk, niet zomaar te lukken. Waarna de boel stagneert. Door met elkaar op een hoger schaalniveau te kijken, ontstaat soms eenvoudigweg nieuwe oplossingsruimte.’
‘Een pleidooi dus voor een regionale tafel, al dan niet met een juridische structuur, waarin gezamenlijk in het publiek-private domein met elkaar bedacht én afgesproken wordt wat, hoe, met wie en wanneer het een en ander moet gebeuren en hoe dat gefinancierd wordt. Vanuit de integrale maatschappelijke opgave. Je kan immers niet sec optimaliseren op wonen alleen. Het gaat mij dan absoluut niet om het organiseren van een nieuwe Poolse landdag met kans op Babylonische spraakverwarringen. Het gaat mij er echt om dat men serieus oplossingsgericht en uitvoerbaar gaat programmeren met de juiste stakeholders om tafel.’
‘Maar begin nou eens met het helder maken van de regionale problematiek. Niet alles tegelijk, maar een aantal. En wees realistisch en kijk naar onderlinge afhankelijkheden. Want dat volstouwen van de stad betekent simpelweg dat je een aantal andere dingen niet kunt doen. Je kunt niet alles in de stad kwijt, nog even los van het feit wat er gebeurt met de functies die je weghaalt om er maar te kunnen wonen. Je kunt wel zeggen wonen gaat voor alles, maar waar gaan we dan sporten? Waar gaan we dan werken? Waar gaan we dan al die andere dingen doen die we ook in de stad willen doen? En hoe gaan die mensen dan bij hun huis komen? Dat is ook nog wel een ding. Voor de landelijke gebieden geldt het overigens niet anders; ook daar is de vraag: welke keuzes maken we nu? Landbouw, natuur, klimaatadaptatie, waterbescherming, energieopwekking, wonen, infrastructuur. Het kan niet los van elkaar worden afgewogen. Het moet lokaal kloppen, regionaal kloppen en uiteindelijk óók nationaal kloppen.’
Bij wie moet dit initiatief liggen voor zo’n regiotafel?
‘Als je het dan hebt over een meer regisserende rol van het ministerie, dan ligt die daar. Regie gaat over het terugbrengen van samenhang in het nationale programma, waarin die verschillende relevante regio’s geïdentificeerd en geadresseerd worden: wat beogen we vanuit nationaal niveau waar? Die ‘nationale’ opgave wordt vervolgens gecombineerd met de regionale vraagstukken aan een regionale tafel. Waarbij het criterium uitvoeringskracht en niet uitvoeringsmacht moet zijn als het gaat om wie er om de tafel komen te zitten. In de politiek is men er te gemakkelijk van uitgegaan dat de gemeenten het wel even oplossen. Geen seconde gekeken naar uitvoeringskracht. Te veel naar uitvoeringsmacht. Gemeenten hebben moeite om de capaciteit te organiseren.’
Is de samenstelling van de tafels van belang?
‘Jazeker. Het programmeren moet op regionaal niveau gebeuren om ervoor te zorgen dat echte keuzes worden gemaakt, moeten vertegenwoordigers van zowel het publieke als private domein gezamenlijk optrekken. Infra-partijen bijvoorbeeld vanuit het publieke domein en zeker ook ontwikkelaars vanuit de private sector. Dit is nodig om dingen voor elkaar te krijgen en haalbaar te maken. Het gaat politiek altijd over sociale en middendure huur die er in voldoende mate moeten komen. En dat is volledig terecht. Maar dat kan je alleen maar waarmaken als je dit doet in een mix met ook duurder en duur. Om voorzieningen te kunnen treffen heb je die goede mix nodig. Voor leefbaarheid is differentiatie ook van belang. En om dit betaalbaar te krijgen moet je dit met private partijen om tafel doen. Het moet geen wauweltafel worden natuurlijk. Het dient voor uitvoeringskracht. En je moet op regionaal niveau naar de capaciteit kijken. Bij grote opgaven moet de uitvoeringskracht van gemeenten wellicht gebundeld worden om de slagkracht en expertise goed in te kunnen zetten. In de uitvoering is bovendien van belang te bekijken welke andere opgaven er tegelijkertijd uitgevoerd moeten worden en of die wel of niet met elkaar concurreren. De bouw moet immers naast de nieuwbouw óók aan de slag met verduurzaming, met transformatie en infrastructuur. Je rijk rekenen aan beschikbare productiemiddelen helpt in een concurrerende markt niet.’
Welke rol kan Brink spelen?
‘Helpen kiezen. Inzichtelijk maken. Werken volgens vier belangrijke stappen: Programmeren, Organiseren, Stimuleren en aandacht voor de totale maatschappelijke opgave. Regionaal keuzes maken in het woud aan ambities. Verbanden leggen en alles afwegen. Haalbaarheid toetsen. Wat kan er financieel en organisatorisch? Realiteitszin terugbrengen in de plannen. Volgorde bepalen. Uitvoeringscapaciteit organiseren. Helpen de plannen ten uitvoer brengen. Organisatie aan hangen en voortgang boeken. Gaan we woningen maken? Verduurzamen? Infra verbeteren? Of alles in samenhang? Dus nog beter werken aan een integraler overlegstructuur. Welke rol Brink kan spelen? Brink kan de impasse doorbreken.’
Lees hier meer over de visie van Brink op de woningmarktproblematiek