Verbind jij jouw expertise graag aan unieke uitdagingen in de bouw, infra en vastgoed?

Op een zonovergoten novemberdag komt het netwerk van Brink bijeen in Delft om door frisse ogen naar hun eigen bouwwereld te kijken. Onder begeleiding van het luchtalarm (eerste maandag 12:00) druppelen de gasten binnen bij Lijm en Cultuur. Ooit werd hier lijm en gelatine gemaakt van beenderen, maar mede door de gekke koeienziekte (BSE) sloot de fabriek in 2002. Nu is het een broedplaats en een plek voor dagen als deze.

De grote glazen kubus waar de dag start is aangenaam warm geworden van de zon. Na een vroege lunch is het tijd om de grote zaal te betreden. Daar hangt aan alle 150 stoelen een hesje. Aniek Moonen, transitie-expert en voormalig voorzitter van de Jonge Klimaatbeweging, houdt nog even spannend wat we met die hesjes gaan doen.

Backcasting

Aangemoedigd door haar omgeving, had Aniek de eerste negentien jaar van haar leven sterk het gevoel dat mensen die zich druk maken om het klimaat zich wat aanstelden.

Dat veranderde in 2018. Ze ging in Californië studeren en werd van dichtbij geconfronteerd met gigantische bosbranden. Waar ze thuis in Nederland Buienalarm checkte voor ze naar buiten ging, keek ze nu hoe dicht het vuur haar inmiddels genaderd was.

Het was een klassieke wake-up call, maar dat maakte haar nog niet gelijk de klimaatvoorvechter maakte die ze nu is. Ze voelde zich lamgeslagen. Tot ze de kans kreeg om met de Jonge Klimaatbeweging aan een toekomstvisie te werken. Daar kreeg ze zin en moed van. En ze merkte dat dit langetermijndenken helpt om los te komen van de korte termijn waar we nu zo vaak in vast zitten.

Door de ogen van de toekomst

Iedereen heeft de ogen dicht. Aniek heeft ons net met meditatieve stem terug in de tijd genomen, waarbij we ons hebben ingebeeld welk advies we vanuit het heden zouden geven aan de generatie die vroeger voor het zeggen had. In 1992.

Nu is het tijd om vanuit de toekomst naar onszelf te kijken. Voor onze neus zien we de volgende generatie. Onze kinderen, nichtjes en buurjongens. We zien hun kinderen en de generatie daarna. Net zolang tot we zeven generaties aan nakomelingen voor ons zien. We lopen ze langs in ons hoofd en stoppen in het jaar 2064.

De economie heeft het moeilijk. De kosten van klimaatverandering zijn opgelopen tot 38 biljoen. Het BNP is met 19% gedaald. (recente, wetenschappelijke berekeningen voor het scenario waarin we niets meer doen dan het beleid dat al is aangekondigd). Wereldwijd is de temperatuur met 2,6 graden toegenomen. In een stad als Delft loopt de temperatuur in de zomer op tot 46 graden. Rijkere huishoudens verhuizen langzaam naar buitengebied, maar ook daar heb je te maken met hitte en hevige buien.

Het is tijd voor de toekomstige generatie om in te grijpen. We mogen eindelijk het hesje aantrekken dat al zo lang aan onze stoel hing. Zodra we dat doen, zijn we niet langer onszelf, maar vertegenwoordigen we iemand uit 2064.

Alle gele hesjes  verspreiden zich door de zaal en het geroezemoes barst los. Na een kwartier delen een aantal mensen de inzichten die de oefening heeft opgeleverd. Het bezitten van vastgoed moet geen doel op zich meer zijn, maar onderdak moet weer centraal staan als primaire levensbehoefte. En we moeten de milieuprijs mee gaan nemen in al die kostenplaatjes die we dagelijks maken.

Er zijn nog veel meer ideeën, maar het is alweer tijd om naar de toekomstateliers te gaan. De hesjes mogen we aanlaten, of anders in ieder geval denkbeeldig met ons meenemen.

Door de ogen van iemand zonder huis

Iedereen loopt naar buiten om zich te verplaatsen naar de verschillende sessies. En daar – tussen de fabrieksgebouwen in – staat opeens een camperbus. Het is de bus waar Marten van Haren in woont. Hij is dakloos en gaat delen hoe dat zo is gekomen. Het liefst had hij dat in z’n bus gedaan, maar die is te klein voor alle mensen die zijn verhaal willen horen. Daarom zit hij in een zaaltje, vlak naast zijn bus, samen met Thijs Honig, directeur van de daklozenopvang in Den Bosch, met wie hij dit toekomstatelier faciliteert.

Marten deelt hoe hij als investeringsmanager van een fonds door een samenloop van omstandigheden dakloos raakte. Zijn ouders overleden op dezelfde dag, zijn bedrijf ging failliet in de coronacrisis en het contract van de antikraak woning waar hij na het faillissement was gaan wonen werd opgezegd. ‘Dan wordt het op een gegeven moment teveel.’

Een vriendin was zo lief om haar camper uit te lenen en daarin woont die nu nog steeds. Het geeft hem de kans om in ieder geval een dak boven z’n hoofd te hebben en van daaruit langzaam op te krabbelen. Maar economisch dakloos is hij dus wel: hij kan huur betalen, maar heeft geen woning.

Thijs Honig vult aan. Hij is fanatiek pleitbezorger van het Housing First principe. Nu vangen we mensen tijdelijk op, wat de sociale en mentale situatie van mensen verder destabiliseert. Onderzoek laat zien dat als je in plaats daarvan mensen weer aan een eigen woning helpt, 85% van hen langdurig in die woning blijft wonen – ondanks de complexe problematiek die zij vaak meedragen. Het geeft hen de stabiliteit die nodig is om op te krabbelen en blijkt ook financieel veel minder kostbaar dan grootschalige zorg- en opvangconcepten.

Door de ogen van de natuur

In de oude chemiezaal hangt een totaal andere sfeer. Omringd door allerlei planten werken groepjes aan de vraag wat zij van de natuur kunnen leren. Bioloog en facilitator Pieter van Dijk vertelt bijvoorbeeld hoe de Japanse hogesnelheidstrein is ontworpen naar voorbeeld van de bek van een ijsvogel. Die zit zo ingenieus in elkaar, dat het de ontwerpers hielp om de trein sneller, zuiniger en stiller te maken.

Op asknature.org zijn talloze voorbeelden te vinden van biomimicry. Bijvoorbeeld over strategieën en materialen die verschillende dieren gebruiken om hun huizen te bouwen.

Een verdieping hoger kijkt een andere groep ook door de ogen van de natuur. Onder leiding van jurist Jessica den Outer vertegenwoordigt de helft van de mensen de gemeente Zwolle. De andere helft vertegenwoordigt de IJssel. De rivier waarlangs de gemeente 500 woningen wil bouwen, met grote gevolgen voor het ecosysteem. Stel dat de IJssel zichzelf kan vertegenwoordigen, wat zou die dan zeggen?

‘We zijn zó gewend om vanuit de mens te denken’, vertelt een van de deelnemers. ‘We proberen met man en macht het goede te doen, maar vergeten daarbij vaak stil te staan bij het belang natuur. Deze oefening hielp daarbij.’

Aan het einde van de sessie onthult Jessica dat de casus niet fictief was. In 2021 is de IJssel al eens vertegenwoordigd. Meneer Eikelboom had gelezen over Rights of Nature, de snelst groeiende juridische beweging van de 21e eeuw. Geïnspireerd besloot hij in te spreken tijdens een debat in de gemeenteraad en namens de IJssel het woord te nemen. (Zie het kader onderaan dit verhaal).

Voelen door andere ogen

Terwijl sommige deelnemers door de ogen van de natuur keken, keken andere deelnemers door de ogen van cultuurhistoricus Vita Teunissen, data-experts Jasper Snippe en Dirk Parren en visionair Peter van Wingerden, die in Rotterdam een unieke, drijvende boerderij ontwikkelde.

Op de terugweg naar de grote plenaire zaal vertelt een van de deelnemers dat ze met een ongemakkelijk gevoel rondloopt. De sessies geven een frisse kijk op de bouwwereld, maar één vraag blijft hangen.

Wanneer gaan we nou gewoon iets doen?

Het ongemakkelijke gevoel kropt zich op. Misschien is ruimte voor morgen ook ruimte voor dit gevoel. Vaak denkt ze dat ze tactisch moet zijn, dat het niet helpt om haar emotie te laten zien. Maar laatst kwam het er opeens uit. Ze stond op een podium en voor ze het doorhad verhief ze opeens haar stem. ‘Wat zijn we nou aan het lullen hier met z’n allen? We moeten gewoon gaan doen!’

Tot haar eigen verbazing kreeg ze die dag meer bijval dan ooit. Na haar verhaal stonden er zeven mensen voor haar neus die een offerte aan wilde vragen voor ROEF – het groene dak dat op bijna elke bestaande dakconstructie past, isoleert, zonne-energie opwekt, water opvangt en biodiversiteit verhoogt. Het is Janneke de Cort, een van de genomineerden voor de Hans de Jonge Start-up Award, die straks wordt uitgereikt. Stel dat ze wint, denkt ze hardop. Misschien moet ik die boosheid dan gewoon weer laten zien.

Nog geen halfuur later wint ze inderdaad. Een speech komt er niet van, maar dat blijkt ook niet nodig. Want het slotwoord is aan Ruud Veltenaar, die precies op hetzelfde gevoel inspeelt. Hoe komt het nou dat we de urgentie niet echt voelen? En wat kunnen we daaraan doen?

Ruud vertelt dat het aantal bijen in de afgelopen tien jaar gehalveerd zijn. Over de miljoenen dieren die overlijden door bosbranden, de miljarden economische schade als gevolg van klimaatverandering en de kantelpunten die we passeren.

Maar het maakt weinig indruk, weet hij. Of in ieder geval niet genoeg.

Daarom gooit hij het over een andere boeg. Ruud laat zien dat de walvis in de jaren ’70 is gered, omdat we toen voor het eerst geluidsopnames konden horen. Opeens kregen mensen een gevoel bij de walvis. Zo horen wij nu het prachtige gezang Kauai – een vogelsoort in Hawai. Het blijkt een geluidsopname te zijn van het laatste overgebleven Kauai mannetje, zingend om een vrouwtje te vinden, die nooit meer kwam.

Het probleem doorleven en de blik vooruit

Zo eindigt de dag met een zwaarder gemoed dan twee jaar geleden. En misschien is dat wel precies wat nodig is. Hoop reikt maar tot zover. Zonder hoop komen we niet vooruit, zoals we hoorden in het verhaal van Aniek Moonen. Maar zonder echt te doorleven hoe (slecht) we ervoor staan, blijven we wegkijken.

De hal waar we de dag zo zonnig begonnen is inmiddels donker. Op de borrel wordt druk nagepraat. Hoe krijgen we ruimte voor morgen? Wat zorgt ervoor dat we de blik die we zo vaak op het nu richten verruimen?

Dat verschilt, blijkt. Waar de een werd wakker geschud door het confronterende verhaal van Ruud Veltenaar, heeft de ander meer aan de toekomstbril van Aniek Moonen, de verbindende toon van Brink’s directievoorzitter Adriaan Visser, de ogen van de natuur, of juist het persoonlijke verhaal van Marten van Haren. Het helpt in ieder geval om zo nu en dan door andermans ogen kijken. En als we dan toch die van onszelf gebruiken, laten we daarmee dan ook naar onszelf kijken.

Langzaam druppelen mensen naar buiten en wordt het weer stil in de lijmfabriek. Op het plein staat Marten nu voor zijn camperbus. Op een borreltafel biedt hij drankjes en appelflappen aan. De luifel is uitgeklapt en voor de ingang ligt een kleedje. Marten is blij dat hij zijn verhaal vandaag heeft kunnen delen en nodigt mensen uit om even binnen te kijken. ‘Het is klein, maar het is een dak.’

De IJssel als rechtspersoon in de gemeenteraad van Zwolle

Ik stroom al heel wat eeuwen langs de grenzen van Gelderland en Overijssel. En ik heb er veel zien veranderen. Ooit waren de IJsseloevers van Zwolle bijna een industrieel gebied. Tussen Windesheim en Westenholde rookten wel zeven steenfabrieken, als ik het me goed herinner. In 1955 verrees de IJsselcentrale en was het een komen en gaan van schepen met ladingen steenkool en stookolie.

Toen deze energiecentrale in 2015 stilviel daalde een weldadige rust neer.

De plannen van de gemeente maken me als rivier bezorgd. Ik zal proberen uit te leggen waarom.

De afgelopen vijfentwintig jaar zijn mijn oevers en uiterwaarden omgevormd tot natuurgebieden. Op veel plekken kachelt de natuur achteruit, maar aan mijn boorden gedijen soorten die ik tientallen jaren moest missen: zeearenden, lepelaars, otters, bevers en bijzondere vissen.

Het geheim van die ongekende natuurrijkdom is dat het landschap waarin ik stroom relatief rustig is. Want ik zie het dagelijks gebeuren: de natuur kruipt in haar schulp zodra er mensen ten tonele verschijnen.

Zwolle wil pal naast mij een stedelijke woonwijk bouwen met ‘belevingsnatuur’. Dat schijnt natuur te zijn waarin de bescherming van dieren en planten moet samengaan met bootjes, wandelaars met honden, picknickende groepen, kunstkijkers, horecabezoekers en evenementen.

Door mijn eeuwen durende, 125 kilometer lange stroomervaring spreek ik liever over een leefbaar landschap. Het plan om vijfhonderd huizen voor minstens 120 mensen te bouwen aan mijn waterranden, gaat geen leefbaar landschap opleveren, hoe paradijselijk de plaatjes ook zijn die ik voorbij zie komen.

Als IJssel stroom ik al eeuwen met veel plezier langs Zwolle. Ik zie de stand in de verte uitdijen; ik zie ambitieuze wethouders, ik zie een groene boulevard waar koeien grazen, zwarte sterns dansen, otters en bevers hun plek vinden. En ik zie mensen uit de stad wandelend of per fiets van mijn landschap genieten. Dat is het karakter van Zwolle en de IJssel.

Maar tart niet de grenzen van wetten die zijn bedacht om de charme en rijkdom van mij als rivier te beschermen en voor de toekomst te behouden.

Ik wens u daarom wijsheid in uw beraadslagingen. En mocht u er niet uitkomen: een wandeling langs mijn rustieke oevers kan helpen om uw gedachten een beetje op te schudden.

Was getekend,

IJssel

Deze reportage werd gemaakt door Tim de Jong.
Fotografie door Bram Saeys.