Wat waren de belangrijkste bevindingen?
Brink, gaf in 2018 in opdracht van het Ministerie van BZK en NEPROM, antwoord op de vraag welke woningproductie wij in de periode tot 2030 haalbaar achtten binnen bestaand stedelijk gebied. (Brink Management / Advies (2018). Woningpotentie binnen urbaan gebied). De haalbaarheid drukten we uit in termen van geld (sluitende grondexploitatie), passend bij de woningbehoefte uitgedrukt in woonmilieus en te realiseren vóór 2030.
In het onderzoek is een negental oplossingsrichtingen voor binnenstedelijke woningbouwproductie verkend. Op landelijk niveau volgde hieruit het beeld dat ongeveer 531.000 woningen haalbaar gerealiseerd zouden kunnen worden binnen de contouren van het stedelijk gebied. Dit komt neer op circa 55% van de woningbehoefte in 2030. Uitgangspunt hierbij is dat ‘wonen’ de voorkeursfunctie zou zijn binnen het stedelijk gebied en geen rekening wordt gehouden met de consequenties van verdringing van de functies waarvoor die woningbouw dan in de plaats zou moeten komen.
Knoppen om aan te draaien
Opties zoals extra verdichting (ten opzichte van vigerende woonmilieus), extra middelen of een andere business case, zijn knoppen om aan het percentage haalbaar te realiseren woningen te ‘draaien’.
Het onderzoek liet op regionaal niveau grote onderlinge verschillen zien. Met regio’s waarin relatief eenvoudig, en regio’s waar bij lange na niet, aan de woningbehoefte kon worden voldaan – naar aantallen in de gewenste kwaliteit.
Werkelijke ontwikkeling woningbouwproductie
De vraag is hoe de werkelijke woningbouwproductie zich ná dit onderzoek heeft ontwikkeld. Waar zijn nieuwbouwwoningen gerealiseerd? Wat was de aard van die productie naar woontypes en woonmilieus. Zijn in die productie de gesignaleerde oplossingsrichtingen herkenbaar of zijn er andere keuzes gemaakt? Wat is de restvraag zeker nu het woningtekort verder lijkt te zijn opgelopen?
Het zou erg interessant zijn met de kennis van nu, actuele cijfers over de woningproductie, in de markt van nu, op basis van de huidige plancapaciteit, het toegenomen woningtekort, nieuwe beelden over gewenste woningen en woonmilieus, gerealiseerde dichtheden, én de nieuwe set van spelregels en beschikbare middelen voor de woningbouw onze studie te actualiseren, door daarvoor gezamenlijk de gegevens bij elkaar te brengen. Om zo de besluitvorming over het hoe, wat en waar met data te kunnen onderbouwen. De enorme woningbehoefte vraagt immers robuuste, slagvaardige besluitvorming bij rijk, gemeenten en provincies op korte termijn.
We constateren bovendien dat we de regionale ontwikkelingen zullen moeten beschouwen vanuit een integrale gebiedsbenadering. Niet kijken naar ‘wonen’ alleen dus, maar naar de gewenste combinatie met bereikbaarheid, bedrijvigheid, groen, klimaat et cetera. Deze integrale beschouwing leidt op haar beurt tot nieuwe puzzels ten aanzien van de inzet van (publieke en private) middelen voor de te realiseren totaalopgave.
Brink Management / Advies (2018), Investeren in nieuwbouw binnen en buiten bestaand stedelijk gebied, verschenen als hoofdstuk 5 in Thuis in de Toekomst, Studie in opdracht van NEPROM en ministerie van BZK: https://www.brink.nl/cms/wp-content/uploads/Investeren-in-nieuwbouw-binnen-en-buiten-bestaand-urbaan-gebied.pdf